Barrett-slokdarm

Wat is een Barrett-slokdarm?


Een Barrett-slokdarm is een slokdarm waarvan een deel van het slijmvlies bekleed is met een ander soort slijmvlies dan bij een gezonde slokdarm. Een Barrett-slokdarm komt vooral voor bij chronische klachten van brandend maagzuur.

Hoe ontstaat een Barrett-slokdarm?


Een Barrett-slokdarm kan ontstaan als gevolg van een chronische slokdarmontsteking. Deze slokdarmontsteking wordt veroorzaakt doordat het maagzuur gedurende lange tijd in de slokdarm terugvloeit (reflux) waardoor de slokdarmwand wordt aangetast. De slokdarmwand is namelijk niet goed beschermd tegen de inwerking van het agressieve maagzuur, waardoor er uiteindelijk een slokdarmontsteking (reflux-oesofagitis) ontstaat. Als de slokdarmontsteking langere tijd blijft bestaan, dan kan in de slokdarmwand een ander soort weefsel (epitheel) gaan groeien. Dit kan zich tot enkele centimeters beperken maar het kan zich ook tot vrij hoog in de slokdarm doorzetten. Door de chronische slokdarmontsteking verandert de structuur en de kleur van het weefsel van de slokdarm. Het weefsel van de slokdarmwand gaat lijken op het weefsel van het maagslijmvlies (“maagmetaplasie”) en/of darmslijmvlies (“intestinale metaplasie”), maar onder de microscoop bekeken blijft het er wel duidelijk anders uitzien. We spreken enkel in het laatste geval (“intestinale metaplasie”) van een echte Barrett-slokdarm.

Hoe wordt de diagnose gesteld?

Een Barrett-slokdarm kan alleen worden vastgesteld door een endoscopisch onderzoek van de slokdarm (gastroscopie) inclusief een biopsie, dwz. één of meerdere hapjes weefsel uit de wand van de slokdarm die worden onderzocht onder de microscoop. De biopsie is nodig om te onderzoeken of het daadwerkelijk om een Barrett-slokdarm gaat en of er al sprake is van “onrustige” (premaligne) cellen.

Klachten en gevolgen:

Er bestaan geen klachten die kenmerkend zijn voor een Barrett-slokdarm. Sommige patiënten hebben al jarenlang last van brandend maagzuur, terwijl anderen volledig klachtenvrij zijn. Ook is het zo dat niet alle patiënten met klachten van brandend maagzuur een Barrett-slokdarm ontwikkelen. Het is nog onbekend waarom sommige patiënten met ernstig refluxlijden een Barrett-slokdarm ontwikkelen terwijl bij anderen dit niet gebeurt.

Een Barrett-slokdarm is een premaligne aandoening. Dit betekent dat mensen met een Barrett-slokdarm een verhoogde kans (30 tot 50 keer t.o.v. gezonde mensen) hebben om na verloop van tijd slokdarmkanker te ontwikkelen. Dit risico blijft in absolute cijfers echter nog steeds relatief klein: er zijn meerdere studies beschikbaar waarbij Barrett-patiënten gedurende vele jaren zijn gevolgd en waaruit blijkt dat slechts 3 tot 5% van de patiënten die een Barrett-slokdarm hebben kanker ontwikkelen. Het is niet bekend waarom bij sommige patiënten met een Barrett-slokdarm kanker ontstaat, terwijl dat bij het grootste gedeelte van de patiënten niet gebeurt. Regelmatige controle van de slokdarm (endoscopie + biopsie) wordt daarom aanbevolen bij deze patiënten (zie verder). De evolutie van Barrett (intestinale metaplasie) naar kanker verloopt namelijk over een tussenstadium dat “dysplasie” (“verstoorde groei”) wordt genoemd.

Behandeling


Om uitbreiding van de verandering van weefsel van de slokdarmwand te voorkomen, zal de oorzaak van de Barrett-slokdarm moeten worden verholpen. Het terugstromen van maagzuur in de slokdarm (reflux) moet worden bestreden d.m.v. maagzuurremmers die ervoor zorgen dat het maagsap niet zuur meer is. Voedsel en maagsap kan nog steeds terugstromen in de slokdarm, maar doordat het maagsap veel minder zuur is kan het in de slokdarm geen ontstekingen meer veroorzaken. 


Follow-up en houding bij ontwikkeling van Barrett-slokdarm naar dysplasie en later slokdarmkanker:

Een histologisch bevestigde Barrett-slokdarm (intestinale metaplasie) moet endoscopisch opgevolgd worden. Er zijn in de wetenschappelijke literatuur richtlijnen gepubliceerd uitgaande van verschillende scholen betreffende de frequentie van opvolging, waarbij vnl. de lengte van de Barrett invloed heeft op de opvolgingsfrequentie. Uiteraard zijn er naast de endoscopische bevindingen andere factoren die de frequentie van opvolging beïnvloeden zoals leeftijd, comorbiditeit, wens van de patiënt, e.d. Meestal is een jaarlijkse of tweejaarlijkse controle aangewezen.

Tijdens het endoscopisch onderzoek (= gastroscopie) zal meestal een speciale “kleuring” worden toegepast van de te inspecteren Barret-zones. D.m.v. een verdunde azijnzuuroplossing treden er tijdelijke veranderingen op in de mucosale structuur waardoor kleine veranderingenveel beter kunnen gedetecteerd worden met de hoge-resolutie endoscoop. Deze techniek is zeer eenvoudig, goedkoop en zonder risico of bijkomend ongemak voor de patiënt.

Bij optreden van dysplasie is er dus in het onderzochte weefselfragment reeds sprake van verstoorde groei van de cellen. I.f.v. de graad van dysplasie zal de opvolging en eventuele behandeling bepaald worden.

ESGE guidelines (2017) voor surveillance:
 
- geen dysplasie:
    < 1 cm: geen controle
     > 1 cm maar < 3 cm: vijfjaarlijks gastroscopie
     >  3 cm maar < 10 cm: driejaarlijks gastroscopie
     > 10 cm: ??
-“indefinite for dysplasia”
    •optimaliseren GERD-behandeling
    •controle gastroscopie na 6 maanden
- laaggradige dysplasie (LGD)
    •controle gastroscopie na 6 maanden:
    •zo geen LGD meer, dan jaarlijks gastroscopie ged. 2 jaar
    •zo blijvend LGD, dan endoscopische behandeling in referentiecentrum
- hooggradige dysplasie (HGD) en focale ontaarding:
    => verwijzing naar referentiecentrum voor endoscopische behandeling
 
Verder op de website, onder de rubriek "nieuws en media", kan u de presentatie over Barrett (bijscholingsavonden voor huisartsen februari en maart 2018) terugvinden.